Stereotypie-detox: ook voor hogere cijfers

Door Eric-Wubbo Lameijer

In mijn VWO-eindexamenklas zaten slechts drie meisjes. Dat kan toeval geweest zijn, maar het kan er ook mee te maken hebben gehad dat de klas was samengesteld uit leerlingen die wiskunde B en natuurkunde hadden gekozen. Meisjes kiezen al jaren minder vaak voor exacte vakken en exacte studies, overheidscampagnes als “Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid” en “Kies exact, dan kom je later beter aan de bak” ten spijt.

Aan aanleg ligt dat niet: de verschillen in wiskunde- en natuurkundevaardigheid tussen jongens en meisjes zijn verwaarloosbaar (Hattie 2008: 55). Wat veroorzaakt het verschil dan? Dat is moeilijker te achterhalen, hoewel de denkbeelden van de ouders en het zelfvertrouwen van de meisjes zelf op het gebied van de exacte vakken het belangrijkst lijken (onderzoek ‘Keuzes voor natuurprofielen‘, Brechje Hollaardt). Het gaat dus eigenlijk niet om feiten of om ‘echte’ aanleg, maar om stereotypen en vooroordelen die je juist zou willen vermijden bij het studiekeuzeproces. Maar kun je daar iets aan doen als docent?

Een eerste belangrijke stap, zeker als vrouwelijke docent, is leren vertrouwen in je eigen capaciteiten op het exacte vlak. Als meisjes een jaar lang les krijgen van vrouwelijke docenten die onzeker zijn over rekenen en wiskunde, maken ze aan het eind van het jaar relatief meer fouten. Zoals NRC samenvatte: “Vrouwelijke docenten die aan hun eigen wiskundige vermogens twijfelen, zaaien in kleine meisjeshoofden het idee dat vrouwen en wiskunde slecht samengaan.” Als docent is het dus van belang bewust te zijn van je eigen onzekerheden en die kwijt te raken (bijvoorbeeld door bijscholing) voordat je je leerlingen jouw eigen angsten aanleert.

Maar helaas zijn onzekere vrouwelijke docenten niet de enige hobbel tussen meisjes en zelfvertrouwen in de exacte vakken. Vooroordelen lijken nog diep ingeworteld. Dat blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek waarbij zowel mannen als vrouwen een toets moesten doen. Als de proefpersonen van tevoren hoorden dat de toets logisch denken testte, scoorden mannen en vrouwen ongeveer gelijk. Als de toets echter gepresenteerd was als iets dat wiskundig vermogen mat, scoorden de mannen hetzelfde, maar de vrouwen ineens een stuk slechter. De toets was precies hetzelfde, maar door het activeren van stereotypen werd het probleemoplossend vermogen van vrouwen ineens verminderd.

Dit fenomeen wordt ‘stereotype threat’ genoemd en treedt helaas niet alleen op als een toets gepresenteerd wordt als een wiskundetoets, maar wordt geactiveerd door ongeveer elke factor waardoor iemand aan zijn of haar geslacht, etnische afkomst of wat voor ‘nadelig’ groeplidmaatschap ook wordt herinnerd; het is bijvoorbeeld sterker als je vrouwen een wiskundetoets laat maken in een zaal vol mannen, of als je vraagt bovenaan de toets je geslacht te omcirkelen. En het wordt ook nog versterkt als slagen voor iets erg belangrijk voor je is. En het gaat niet alleen om vrouwen, elke groep heeft er last van: zwarte mensen in Amerika zakken in als ze denken dat een toets intelligentie of intellectuele vaardigheden meet, witte mannen presteren slechter in experimenten als ze denken dat sporttalent gemeten wordt, of als ze zullen worden beoordeeld op communicatieve vaardigheden. Kortom: wat je ook gelooft over de groep waartoe je behoort, je zal erover struikelen als je in een situatie gebracht wordt waarin je op je ingebeelde ‘gebied van gebrek aan talent’ wordt getest.

Maar wat kan je als docent doen om te voorkomen dat mensen worden gehandicapt door een verwrongen zelfbeeld? De literatuur geeft daar drie methoden voor. De eerste is de methode van Dweck, die mensen leert dat hun brein flexibel is en slimmer wordt van leren (zie mijn post over de breingroeiers). Het heeft effect, hoewel niet bijzonder sterk in de meeste psychologische experimenten, omdat de typische proefpersoon (18-21 jaar) al redelijk vaste opvattingen heeft over de flexibiliteit van het brein, die moeilijk in een paar uur te veranderen zijn; maar zeker voor jonge leerlingen is een breingroeiattitude handig om aan te leren, als docent kun je daar dus op letten.

Er zijn ook twee andere methodes. Eén ervan werd gedemonstreerd in een experiment dat vorig jaar beschreven is in NRC handelsblad, waarin zo’n 61% van het gat tussen jongens en meisjes gedicht werd door leerlingen twee keer een kwartiertje over hun familie te laten schrijven. Hoe dat komt? Onderzoekers weten het niet zeker, maar ze denken dat de schrijfopdracht de nadruk legt op de waarde van andere dingen dan succesvol zijn in natuurkunde. Dat zou ervoor zorgen dat meisjes het goed zijn in natuurkunde minder als een zaak van ‘leven op dood’ gaan zien, en doordat ze zich minder zenuwachtig maken ze zich beter op de les kunnen concentreren. De schrijfmethode werkt in elk geval op de korte termijn sterker dan de Dweck-methode, een nadeel is wel dat als mensen weten waarvoor de opdracht bedoeld is, het effect verdwijnt.

Voorlopig lijkt de beste methode de derde te zijn: open kaart te spelen en te zeggen dat er zoiets als stereotype-bedreiging bestaat, en dat het natuurlijk is als vrouwen zich in het begin wat zenuwachtiger voelen, maar dat dat niks te maken heeft met gebrek aan talent. Het lijkt overigens ook te werken als wordt aangekondigd dat de getoetsten zich wat zenuwachtiger zullen voelen omdat er ruis op de achtergrond gespeeld wordt. De kern lijkt niet zozeer te zijn dat de waarheid wordt verteld, maar dat mensen een verklaring hebben voor waar hun zenuwachtigheid vandaan komt. Dan hebben de zenuwen ineens een stuk minder invloed op de prestatie; misschien is het probleem van stereotype threat vooral dat mensen zich zenuwachtig voelen en hun omgeving gaan ‘afspeuren’ naar de bedreiging, net zoals een oermens die geritsel hoorde zou stilstaan en de bosjes afscannen voor een leeuw. Dat leidt dan de aandacht af van de hoofdtaak. Maar zodra je weet dat het geritsel gewoon veroorzaakt wordt door Oggel de Klunzige kun je je ineens weer op je werk concentreren.

Misschien dat we al die jaren dus precies verkeerd gereageerd hebben op stereotypen, met het of wegmoffelen ervan uit het officieel spraakgebruik met politieke correctheid, of het overschreeuwen ervan met campagnes met technische vrouwen, waardoor sommige meisjes misschien eerder zijn gaan geloven dat de waarheid andersom is als de overheid de boodschap zó wanhopig uitdraagt. Misschien is de beste methode juist te erkennen dat stereotypen bestaan en dat ze, wanneer ze (zoals bijna altijd) niet waar zijn, ze je zenuwachtig kunnen maken. En misschien dat stereotypen, zo belicht, zullen wegschrompelen, en dat ze langzamerhand gewoon zullen ophouden met bestaan. Mensen de nuchtere waarheid zeggen heeft misschien niet de flair van een ‘kies exact’ campagne, maar de effecten ervan zullen waarschijnlijk vele malen groter zijn, en dat lijkt me goed voor ons allemaal, niet alleen voor de meisjes.

Verder lezen:
- Wikipedia heeft een interessante en uitgebreide omschrijving van stereotype threat
- Interessant genoeg treedt stereotype threat vooral op in landen die rijk zijn en waar mannen en vrouwen zoveel mogelijk dezelfde rechten hebben; in arme landen zijn oorlog, honger en armoede zulke grote problemen dat je druk maken over schoolvakken überhaupt zeldzaam is, laat staan ook nog eens je prestaties met het andere geslacht te vergelijken; als er een grote machtsongelijkheid is tussen mannen en vrouwen (zoals in bepaalde Islamitische landen) zullen vrouwen zich niet met mannen vergelijken, waardoor stereotype threat ook verdwijnt (referentie). Ironisch genoeg is stereotype threat dus een teken dat het juist goed gaat met de emancipatie van vrouwen, al zal het uiteindelijk (mits de methoden die psychologen hebben ontwikkeld worden toegepast) hopelijk weer verdwijnen.
- Er is zelfs een website aan stereotype threat gewijd (link met dank aan de leden van de ‘women in science’ groep van Nature Network)

___

Deze blog maakt onderdeel uit van de blogreeks ‘Toekomst in het onderwijs’, waarin auteur Eric-Wubbo Lameijer de meest interessante en innovatie ontwikkelingen op het gebied van onderwijs deelt.