Van achterblijvers naar meesters
Door Eric-Wubbo Lameijer
Soms lijkt school op een wielerwedstrijd – sommige leerlingen zoeven door de stof heen, de meeste anderen blijven in het peloton en er zijn altijd leerlingen die de staart vormen. Maar er is één belangrijk verschil tussen school en de Tour de France: als je de leerstof van een onderdeel niet goed beheerst ga je in het volgende onderdeel nòg trager. Alsof de Tour-de-France-directie na elke etappe bij de traagste wielrenners extra gewichten aan de fiets hangt. Zeker niet iets dat je op school zou willen, maar helaas een natuurlijk gevolg van de beperkte tijd die er voor elk stuk leerstof staat.
Maar is dat onvermijdelijk? In de jaren ’20 van de vorige eeuw probeerden Amerikaanse onderwijshervormers het schoolsysteem ‘om te draaien’. In plaats van door te gaan met het volgende onderwerp als de tijd voor het vorige verstreken was, doorgaan als een leerling de voorgaande stof beheerst. Het wordt tegenwoordig ook nog soms toegepast onder de naam van ‘mastery learning’.
Op het eerste gezicht lijkt mastery-learning onpraktisch: de trage leerlingen zouden de rest teveel ophouden. In werkelijkheid (Hattie 2009) lijkt de lestijd bij mastery-leren hetzelfde te zijn; de tijd die je in het begin investeert om de voorkennis ook van de zwakste leerlingen voldoende deugdelijk te krijgen wordt later teruggewonnen omdat hun betere voorkennis het leertempo verhoogt.
Nu kan het moeilijk voor te stellen zijn dat een docent niet overspannen raakt in een klas waar ieder kind op een ander punt in de leerstof is. In de praktijk zijn daar oplossingen voor. De snelle leerlingen krijgen bijvoorbeeld verrijkingsstof totdat de hele klas verder kan. Of de noodzaak van gezamenlijke lessen wordt weggenomen door het lesmateriaal schriftelijk te maken, waarbij de docent zich richt op het motiveren van leerlingen en het beantwoorden van individuele vragen.
Maar het belangrijkste aspect van mastery-learning is dat het werkt. Uit onderzoek blijkt mastery learning een van de meest effectieve onderwijshervormingen te zijn. Het gemiddelde effect is 0,58, dat wil zeggen dat de gemiddelde mastery-leerling 70% van ‘normale’ leerlingen overtreft. Maar voor basisonderwijs en voor zwakke leerlingen is het effect nog groter, rond de 0,95. Dat betekent dat de gemiddelde basisschoolleerling met mastery-onderwijs 85% van de conventionele leerlingen overtreft. Vertaald in schooltypes zorgt mastery-learning ervoor dat havo-leerlingen boven het vwo-gemiddelde scoren, en dat leerlingen die normaal naar vmbo-gt zouden gaan havo of zelfs vwo-niveau halen. En veel leerlingen die nu naar het lwoo moeten, zouden naar het reguliere vmbo kunnen. Daarnaast onthouden de leerlingen de stof op de korte en lange termijn beter, krijgen ze meer zelfvertrouwen en gaan ze de vakken leuker en belangrijker vinden.
Dat is een indrukwekkende prestatie. Waarom wordt mastery learning dan niet overal toegepast? Aan de kracht van het wetenschappelijk bewijs ligt het niet. De beperkende factor is een andere – de docent wordt flink extra belast. Er waren (en zijn) nauwelijks educatieve uitgeverijen die zich aan iets experimenteels als ‘mastery-implementerende lesmethoden’ willen branden. En dat betekent dat de docent zelf alle voor-testen, na-testen en verrijkingsstof moet ontwikkelen. De meeste docenten zouden bezwijken als ze van de school geen extra tijd of assistentie krijgen voor al dat extra werk.
Misschien dat mastery learning in de toekomst een kans maakt – docenten zouden met het wetenschappelijk bewijs op zak kunnen proberen middelen van hun schoolbestuur los te peuteren. En internet of een verbeterde versie van wikiwijs zou docenten kunnen helpen de last van ontwikkeling te verdelen. Zelfs dan zal het nog een monumentale klus zijn. Maar is er een mooier geschenk dat we komende generaties leerlingen zouden kunnen meegeven dan het zelfvertrouwen en het meesterschap van het ècht beheersen van de stof?
Verder lezen:
- Hattie (2009). Visible Learning – A Synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. Londen: Routledge.
- Denese Davis en Jackie Sorrell schreven een uitgebreid overzicht van de geschiedenis en resultaten van mastery learning, hier te vinden.
- De KIPP-scholen, zoals besproken in Malcolm Gladwell’s ‘Outliers’, en Daniel Coyle’s ‘The Talent Code’ maken ook gebruik van een soort mastery-learning, ze gaan pas door als iedereen de stof begrijpt, al doen zij het op een ‘conventionelere’ manier door de schooldag te verlengen, waardoor er voldoende tijd is voor elke leerling om de stof te beheersen.
___
Deze blog maakt onderdeel uit van de blogreeks ‘Toekomst in het onderwijs’, waarin auteur Eric-Wubbo Lameijer de meest interessante en innovatie ontwikkelingen op het gebied van onderwijs deelt.