Slimmer met Latijn.. of niet?

Door Eric-Wubbo Lameijer

Latijn lijkt een luxe schoolvak. Er lijken geen functies te zijn in het bedrijfsleven waarvoor Latijn noodzakelijk is en de overbodigheid van Latijn lijkt verder te worden onderstreept omdat het niet gegeven wordt op enig ander schooltype dan VWO, waar het zelfs niet eens verplicht is. Kennelijk kan tenminste 90% van de Nederlanders dus voldoende functioneren zonder Latijn te beheersen. Waarom onderwijzen we dan Latijn in plaats van nu nog gebruikte talen zoals Spaans, Russisch of Chinees?

Latijn leren wegens het nut van Latijn zelf lijkt al sinds de 19e eeuw een zwak argument; Latijn wordt nauwelijks nog gesproken of geschreven en inzicht in de oorsprong van onze beschaving kan sneller worden gedaan aan de hand van vertalingen dan door woordjes te leren. Maar de voorstanders van Latijn hebben nòg een argument voor de lessen: Latijn zou de hersenen trainen en daarbij leerlingen kritische/logische denkers maken met een brede blik. Een moeilijk vak als Latijn zou dus de hersenen ontwikkelen zoals gewichtheffen de spieren ontwikkelt.

Maar zijn de hersenen dan als een spier, dat training ze fitter en sterker maakt? Onderwijzers van alle tijden hebben deze vergelijking gebruikt: Latijn, of wiskunde, of programmeren in LOGO zou niet alleen die specifieke vaardigheid onderwijzen, maar óók het logisch denken trainen. Een verleidelijk perspectief. Immers, zelfs de beste school kan haar leerlingen niet trainen in alle vaardigheden die ze later zullen gebruiken, maar het slimmer maken van de leerlingen zou zelfs helpen voor nog niet bestaande beroepen. Er blijkt slechts één probleem te zijn met dit mooie idee: ‘brede’ hersentraining werkt niet.

Net als een spier kunnen de hersenen fitter worden, en beter in bepaalde taken, maar de hersenen kun je beter vergelijken met een kluwen van miljoenen spieren, die onafhankelijk van elkaar werken. Het oefenen van één vaardigheid (zeg schaken) heeft dus geen of nauwelijks effect op een daarop lijkende vaardigheid (dammen). Die specialisatie gaat zelfs zó ver, dat kennis vaak alleen in een bepaalde context opgeroepen kan worden; zo vertelde een biologiedocente me dat ze haar leerlingen eens de opdracht gaf een grafiek te tekenen, waarop de leerlingen verklaarden dat niet te kunnen. “Maar… grafieken maken hebben jullie toch al lang gehad bij wiskunde?” vroeg ze. “Ja,” volgde het antwoord. “Maar dat was wiskunde. Dit is biologie.” Zelfs voor een specifieke vaardigheid kan kennis soms dus nauwelijks overgedragen worden van een bekende situatie naar een nieuwe situatie.

Het vergelijken van leerlingen die Latijn leren in plaats van Engels laat dan ook zien dat Latijn er niet voor zorgt dat kinderen beter worden in andere vakken; en als je sneller Spaans wil leren helpt kennis van Frans meer dan kennis van Latijn (“Latijn is niet nuttig voor andere vakken“, NRC Handelsblad). En ook hersengymnastiek blijkt nutteloos: je wordt beter in de specifieke vaardigheid die je traint, maar dat wil niet zeggen dat je ook je boodschappen beter onthoudt, of zelfs dat je beter wordt in andere hersengymnastiek-spelletjes.

Kortom: pas op als een enthousiasteling zegt dat een bepaald vak helpt bij het ontwikkelen van kritisch denken, logisch denken, het vergroten van intelligentie, of het bevorderen van creativiteit. Brede vaardigheden zijn gewoon ontzettend moeilijk te trainen omdat ons brein gespecialiseerd is in het herkennen van en reageren op bijzondere, specifieke situaties. Ergens is dat wel fijn, anders zou ons brein op tilt slaan omdat we bij elke nieuwe situatie proberen te beslissen of we in een restaurant, een trein, of een spaceshuttle zijn. Aan de andere kant produceert die ‘contextafhankelijkheid’ leerlingen die buiten de wiskundeles geen grafiek kunnen maken.

Is er dan helemaal niets te doen aan de specificiteit van het brein? Is het echt niet mogelijk om algemenere vaardigheden te trainen? Het antwoord is ‘ja, tenminste een beetje’, de methodes zijn waarschijnlijk niet helemaal wat je verwacht, en hoe het dan wel te doen… dat is iets voor de volgende aflevering.

Verder lezen:

Het verschijnsel dat het leren van een bepaald vak andere vakken (bijna) nooit ten goede komt wordt uitgebreider besproken in Ruth Colvin Clark’s boek “Building Expertise”, 3e editie, hoofdstuk 11.

___

Deze blog maakt onderdeel uit van de blogreeks ‘Toekomst in het onderwijs’, waarin auteur Eric-Wubbo Lameijer de meest interessante en innovatie ontwikkelingen op het gebied van onderwijs deelt.