School is niet hetzelfde als uitvinden

Door Eric-Wubbo Lameijer

James Mill wilde zijn zoontje John Stuart Mill een superieure opleiding geven. Maar, ondanks zijn goede bedoelingen gaat dat niet op alle punten goed. Eén continue bron van frustratie van de jonge John Stuart is dat zijn voorlezen nooit tot genoegen van zijn vader is en dat hij er niet in slaagt het te verbeteren: zijn vader vertelt hem namelijk wel wanneer hij het fout doet en wat de regel is, maar doet nooit voor hoe het wel moet!

De lesmethode die Mill Sr. voor zijn onderwijs gebruikte is de ‘trial-and-error’-methode, één van de methodes waarop mensen en dieren leren. Het lijkt een goede leermethode, de wetenschap boekt immers grote vooruitgang met wat eigenlijk ‘trial-and-error’ is. Een beroemdheid als Edison claimde dat fouten informatief zijn: “Ik heb niet gefaald, ik heb 10.000 manieren ontdekt die niet werken”.

Maar, school is niet hetzelfde als uitvinden. De dingen die op school worden onderwezen zijn doorgaans bekend, zoals spelling en het kloppend maken van reactievergelijkingen. In zo’n geval kun je ook een andere leermethode toepassen, modelleren, waarbij je de oplossing van een ander “na-aapt”. Op school noem je dat uiteraard niet na-apen, maar het gebruik van de techniek van “worked examples”.

Voorbeelden zijn al standaard in het onderwijs. Na uitleg over een theorie worden er een paar voorbeelden gegeven, waarna leerlingen zelf met opgaven aan de slag gaan. ‘Worked examples’ breiden dat bewust uit, en wel op drie punten:

  1. Er is meer dan één voorbeeld, vaak is er een hele rij uitgewerkte voorbeelden.
  2. De effectievere ‘worked examples’ geven weinig of geen uitleg, maar vragen de leerling om zelf verklaringen te bedenken voor elke stap (‘self-explanations‘).
  3. Worked examples kunnen langzamerhand steeds meer tussenstappen weglaten, ofwel ‘fading‘.

Zo vergeleken Sweller en Cooper twee groepen leerlingen die allebei een algebra-les hadden gekregen. De eerste groep kreeg acht oefenopgaven, de tweede groep kreeg vier uitgewerkte opgaven en vier oefenopgaven. Het was niet verrassend dat de tweede groep sneller klaar was (zes keer zo snel); maar de worked-example groep maakte in de test ook maar de helft van de fouten van de ‘alles oefenen’-groep.

Uitgewerkte voorbeelden die aan bovenstaande drie voorwaarden voldoen presteren ook in andere onderzoeken goed (d = 0.57, ongeveer twee keer zo effectief als traditionele lessen die rond de 0.30 hebben) (Hattie 2008). De verklaring is dat het hebben van uitgewerkte voorbeelden de cognitieve belasting vermindert, ofwel voorkomt dat het werkgeheugen wordt overbelast. Al zou het ook een rol kunnen spelen dat leerlingen die vastlopen met een opgave eerder met hun buurman gaan kletsen. Daarnaast kunnen de stappen van het uitgewerkte voorbeeld het oplossingsproces op een milde manier in de hersenen inslijpen, zodat de kans dat een leerling het fout leert een stuk kleiner wordt. Het boekenvloedproject is een demonstratie van hoe uitgebreide blootstelling aan (boeiende) voorbeelden de hoeveelheid schrijffouten sterker vermindert dan het oefenen van grammaticaregels.

Een zorg die je wel kan hebben is dat leren door imitatie leerlingen niet oefent in zelfstandig problemen oplossen. Maar in de praktijk lijkt het omgekeerd: de meeste creatieve talenten, van Picasso tot Mozart en Einstein, waren 5 tot 10 jaar ondergedompeld in hun vakgebied voordat ze hun eerste meesterwerken produceerden. Eerst moet de kennis erin, en als ‘worked examples’ helpen dat proces te versnellen kan dat alleen maar leiden tot betere talentontwikkeling. Het is instructief naar de composities te kijken die Mozart schreef toen hij tussen de 10 en 15 jaar was: het was allemaal copy-paste en herarrangementen van werk van andere componisten. Uiteindelijk overtrof hij zijn voorbeelden, maar juist omdat hij ervan had geleerd.

Verder lezen:
- John Stuart Mill, ‘Autobiography’, Arc Manor, 2008.
- Clark, Ruth Colvin (2008). Building Expertise, cognitive methods for training and performance improvement. Hoboken: John Wiley & Sons.
- Hattie, J. (2008). Visible Learning, a synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement. Londen: Routledge.
- Over Mozart, de creativiteitsontwikkeling en de kennisparadox (dat kennis creativiteit lijkt te vergroten): Sternberg, R.J. (1999). Handbook of creativity. Cambridge: Cambridge University Press.
-Een (niet-wetenschappelijk) essay over de zin en onzin van fouten en voorbeelden is te vinden op de ‘antimoon’ talen-leersite. De schrijver claimt dat reguliere talenklassen niet bijster effectief zijn en zelfs slechte gewoontes kunnen aanleren door studenten te vroeg te laten praten en schrijven, voordat ze voldoende van een taal hebben kunnen luisteren en vooral lezen; en dat zelfs als je een zeer oplettende, kritische docent hebt die alle tijd van de wereld heeft, het nog meer tijd kost een fout eruit te halen dan het zou kosten de fout te voorkomen door imitatie-leren.

___

Deze blog maakt onderdeel uit van de blogreeks ‘Toekomst in het onderwijs’, waarin auteur Eric-Wubbo Lameijer de meest interessante en innovatie ontwikkelingen op het gebied van onderwijs deelt.