Leerlingen als tutoren, een goed idee?

Door Eric-Wubbo Lameijer

Een van de eeuwige problemen van lesgeven is dat je aan iedere leerling voldoende tijd en aandacht zou willen geven om hem of haar op weg naar meesterschap te helpen – maar dat die tijd er bijna nooit is. Teveel leerlingen, te weinig tijd.

Maar kun je van het probleem geen oplossing maken door leerlingen elkaar les te laten geven? In de 18e eeuw was dat gebruikelijk omdat een enkele docent enorme klassen van vele leeftijdsniveaus moest doceren, en dus de oudsten onderwees zodat die de jongsten les konden geven. Dit stierf uit toen de overheid scholen ging bekostigen (Peter Newcomb, Peer and Cross-age Tutoring: An Overview). Maar in de 20e eeuw zijn wetenschappers toch gaan uitzoeken of er goede elementen in dat leerling-tutorschap zaten.

De conclusies van het onderzoek naar tutoring, te onderscheiden in peer tutoring (leeftijdsgenoten tutoren elkaar) en cross age tutoring (oudere leerlingen geven jonge leerlingen les), lijken in elk geval zeer positief, vooral als tutoren worden gecombineerd met docenten, in plaats van als vervanging van de docent. Kinderen van dezelfde leeftijd die tutoren zijn bijna even effectief als het inschakelen van volwassen tutoren (effecten 0.52 versus 0.54). Cross-age tutors zijn nog een stuk beter, met een effect van d=0.79! (Hattie 2009: 186-187) Ter vergelijking, gewoon onderwijs zonder tutoring bereikt gemiddeld een effect van d=0.3-0.4. En de voordelen van tutoring waren dubbel: de ‘tutoren’ gingen bijna evenveel vooruit als de leerlingen die ze onderwezen! Daar bleken ook een paar interessante redenen achter te zitten.

De positieve effecten op de getutorde leerlingen lijken redelijk logisch: ze krijgen meer individuele aandacht en feedback dan ze anders zouden krijgen. Interessant genoeg lijkt de kennis van de tutor niet ontzettend belangrijk, vermoedelijk geeft de conventionele les voldoende uitleg, en gaat het om de extra alertheid die ontstaat. Dat cross-age-tutoren een stuk beter lijken te werken dan de andere categorieën tutoren zou te maken kunnen hebben met het verschijnsel dat kinderen extra goed letten op het gedrag van oudere kinderen, die als rolmodellen dienen, meer dan leeftijdsgenoten of volwassenen (“Media Entertainment, the psychology of its appeal” Zillmann & Vorderer 2000). Door deze extra aandacht en motivatie zou het leren kunnen worden versterkt.

Waarom ook de tutoren profiteren is minder duidelijk. Voor een gedeelte komt het waarschijnlijk door het verschijnsel ‘leren door uit te leggen’. Het zou ook kunnen dat je door na te denken over hoe je iemand iets kan leren ook je eigen leervaardigheid vergroot (Hattie 2009). Uit onderzoeken waarin scholieren met een groot ‘drop-out’-risico werden aangesteld als tutoren bleken in elk geval meerdere effecten op te treden: de leerlingen, ter lesvoorbereiding, lazen boeken die ze uit zichzelf nooit gelezen zouden hebben, maar ook veranderen ze hun gedrag omdat ze het goede voorbeeld wilden geven aan ‘hun’ leerlingen. Tenslotte voelden ze zich meer betrokken bij school omdat ze zich door het tutorschap waardevol gingen voelen. In het “Coca Cola Valued Youth” tutor-programma verlieten probleemleerlingen die als tutor werden aangesteld minder vaak voortijdig de school dan een controlegroep (1% tegenover 12%). Een mooi rendement voor de investering van 150 tot 250 dollar per tutor.

Ondanks de goede resultaten dringt tutoring echter slechts langzaam in het schoolsysteem door, al wordt het op sommige plaatsen al toegepast (de illustratie is van tutoring op een school in Deurle). Cross-age tutoring kan lastig zijn qua inroostering, peer tutoring kan in het begin door leerlingen als vernederend worden ervaren (al zijn er methoden om dat te ondervangen, bijvoorbeeld door tutor en tutee regelmatig van rol te laten wisselen; er wordt dan ook aangeraden om eerst een bestaand programma te kopiëren om introductieproblemen te verminderen). En dan zijn er nog minder goed kwantificeerbare factoren, zoals de onbekendheid van tutoren en het ongemakkelijke gevoel dat docenten kunnen hebben als ze de controle van de les deels uit handen geven. Maar als je leerlingen de leerstof echt zo goed mogelijk wil laten beheersen, is een klas met 30 extra docentjes zeker de moeite van het proberen waard.

Verder lezen:
- Een overzicht over de geschiedenis van tutoren en het wetenschappelijk onderzoek ernaar is geschreven door Peter Newcomb: http://condor.admin.ccny.cuny.edu/~ch6691/newcomb_paper.htm
- De samenvatting van prof. Hattie over meta-analyses van peer-tutoring is te vinden in “Visible Learning – a synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement”, Routledge, 2009.
Peer en Cross-age tutoring digest van ERIC (het Educational Resources Information Center)
- Tutoren en het voorkomen van voortijdige schoolverlating: http://www.dropoutprevention.org/content/performance-risk-youth-tutors
- Tenslotte een uitgebreide bespreking, met veel concrete voorbeelden en een beetje humor “Tutoring for At-Risk Students”, Joan Gaustad

___

Deze blog maakt onderdeel uit van de blogreeks ‘Toekomst in het onderwijs’, waarin auteur Eric-Wubbo Lameijer de meest interessante en innovatie ontwikkelingen op het gebied van onderwijs deelt.