Gulliver’s lessen

Door Eric-Wubbo Lameijer

Eén middag. Dat is hoeveel tijd een middelbare school docent in theorie elk jaar aan elke individuele leerling zou kunnen besteden (3 keer 45 minuten les per week en 40 lesweken per jaar, 25 kinderen per klas leidt tot 3 uur en 36 minuten per kind per jaar). In de praktijk zal dat minder zijn wegens toetsen, huiswerkbesprekingen en theorie. Maar het blijft maximaal één middag per jaar, per leerling en dat is niet veel. Kan dat niet beter? Van tijd tot tijd duikt de discussie over klassenverkleining weer op. In tegenstelling tot veel andere onderwijsvernieuwingen kan meer individuele aandacht gewoon niet slecht zijn. Leraren lijken in elk geval sterk voor te zijn, bij een enquête van de Algemene Onderwijsbond in 2010 vond 75% van de leraren klassenverkleining het belangrijkste onderwijspunt voor het kabinet (Docent wil kleinere klassen). En politici verkondigen zeker voornemens in die richting.

Maar als puntje bij paaltje komt blijft de hand doorgaans op de knip, want bij significante klassenverkleiningen gaat het om flinke bedragen: om een gemiddelde klas van 25 naar 15 leerlingen terug te brengen zou je 40% meer docenten moeten aannemen! Toch is historisch gezien klassenverkleining de meest toegepaste onderwijshervorming. Het McKinsey-rapport “How the world’s best performing school systems come out on top” (McKinsey 2007) rapporteerde dan ook dat in de vijf voorgaande jaren in alle OESO-landen (op één na) de ratio van docenten tot studenten verbeterd was. En als de gegevens van de VS representatief zijn is dat geen tijdelijke opleving, maar een trend die al vanaf tenminste 1970 aanhoudt.

blog-3-gulliver-onderwijs-swimple.jpg

Het resultaat? Wel, dat is niet bijster indrukwekkend. Schooleffectiviteit is in de meeste landen gelijk gebleven of licht gedaald. En ook wetenschappelijk onderzoek is weinig bemoedigend; Hattie’s (2009) compilatie van metastudies vond een licht positief effect (d = 0,10 tot 0,20 in zijn terminologie) van een klassenverkleining van 25 tot 15 leerlingen; lang niet zo effectief als betere lesmethodes (d rond de 0,7) en zeker niet de meest kostenefficiënte manier om onderwijs te verbeteren. En als klassenverkleining wordt doorgevoerd lijkt het vooral de beste leerlingen te helpen, degenen die de extra aandacht het hardst nodig hebben profiteren juist niet (Mulder 1993).

Hoe kan die extra tijd per leerling zo weinig uitmaken? Op dit moment lijkt het erop dat docenten voor kleinere klassen dezelfde lesmethoden gebruiken als voor grotere klassen. Ze zijn als Swift’s fictieve schipbreukeling Gulliver, die waar hij ook kwam zijn eigen grootte hield, onafhankelijk van de schaal van de omgeving. En het gebruik van dezelfde methoden leidt tot min of meer dezelfde resultaten. Kennelijk is individuele aandacht minder belangrijk voor leren dan de methode of de docent.

Het is nog steeds mogelijk dat klassenverkleining effectief is voor prestatieverhoging. Maar alleen als er goede methodes ontwikkeld worden om die kleinere groepsgrootte ook educatief te benutten. Tot die tijd kunnen docenten beter voor andere dingen pleiten om hun werkdruk te verminderen of leskwaliteit te verhogen. Eén middag per jaar individuele aandacht blijft natuurlijk weinig. Maar wat leerlingen echt nodig hebben is misschien slechts een splintertje persoonlijke aandacht – maar dan wel ingebed in een keigoede les.

Verder lezen: 
Hattie, J. ‘Visible Learning – a Synthesis of over 800 meta-analyses relating to achievement.’ Routledge, 2009 
McKinsey, ‘How the World’s best School Systems come out on top’
Mulder (1993). “De Tweede Fase van de OVB Cohortonderzoeken in het Basisonderwijs”, Instituut van Toegepaste Sociale Wetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen.

___

Deze blog maakt onderdeel uit van de blogreeks ‘Toekomst in het onderwijs’, waarin auteur Eric-Wubbo Lameijer de meest interessante en innovatie ontwikkelingen op het gebied van onderwijs deelt.